De eretitel 'Meisterhauer' (meestermijnwerker) werd ingesteld op 10 augustus 1950. De medaille werd toegekend voor:

• tot voorbeeldstrekkende prestaties als mijnwerker;

• bijzondere prestaties bij het vergroten in van de arbeidsproductiviteit;

• het vervullen van de planopgaven in de mijnbouw;

• kennis-, ervarings- en vaardigheidsoversdracht bij het opleiden van jonge mijnwerkers.

De titel werd toegekend aan individuen die als mijnwerker werkten. In de regel kon de titel slecht een maal aan een persoon worden toegekend. Bij de titel hoorde een medaille, een oorkonde en een geldpremie van 1.000 mark.

De medaille werd uitgereikt door de 'Minister für Kohle und Energie' op de dag van de mijnwerker: de eerste dag van juli. Jaarlijks werden er maximaal 50 eretitels uitgereikt.

Voor andere medewerkers dan mijnwerkers die actief waren in de mijnbouw, was een specifieke medaille beschikbaar.

De medaille werd op de linkerborst gedragen.

In de "DDR Spezialkatalog Band I" van Bartel worden 5 typen onderscheiden van de medaille behorende bij de eretitel 'Meisterhauer'.

1. (1950 - 1952) type a: brons, 38 mm, aan een met stof overtrokken lintje bevestigd (20 bij 28 mm). Jaar van toekenning op voorzijde medaille gegraveerd en op een metalen stripje op het lintje;

2. (1953 - 1957) type b: brons, 38 mm, aan een geëmailleerd lintje bevestigd (19,5 bij 28,5 mm). Jaar van toekenning op voorzijde medaille gegraveerd en aangebracht op het lintje;

3. (1958 - 1970) type c: brons, 38 mm, aan een geëmailleerd lintje bevestigd (20 bij 29 mm). Jaar van toekenning alleen aangebracht op het lintje;

4. (1971 - 1990) type d: non-ferrometalen, bronskleurig, 38 mm, aan een geëmailleerd lintje bevestigd (20 bij 29 mm). Jaar van toekenning alleen aangebracht op het lintje;

5. (1978 - 1979) type e: non-ferrometalen, goudkleurig, 38 mm, aan een geëmailleerd lintje bevestigd (20 bij 29 mm). Jaar van toekenning alleen aangebracht op het lintje;