Beschrijving
De "Architekturpreis der Deutschen Demokratischen Republik" is ingesteld op 29 januari 1976. De prijs werd toegekend door de minister van het bouwwezen.
De prijs werd toegekend voor uitstekende prestaties in de stedenbouw en de architectuur van woningbouw in de DDR evenals bij de voorbereiding en uitvoering van andere bouwprojecten in de DDR.
De prijs kon zowel worden toegekend aan individuen als collectieven tot zes personen, waarbij alle leden van het collectiviteit een medaille ontvingen. De prijs werd in de regel toegekend op de dag van de bouwvakker: de vierde zondag in juni. De financiële premie bij de prijs bedroeg 5.000 mark voor individuen en tot 20.000 mark voor collectieven. De prijs kon meerdere keren aan een individu of collectief worden toegekend.
De medaille werd op de rechterborst gedragen.
De zilverkleurige medaille is rond en heeft een diameter van 30 mm. Op de voorzijde zijn symbolisch woningen, maatschappelijke gebouwen en industriepanden afgebeeld. Verder is er een passer, een driehoek en een tekenrail afgebeeld.
Op de achterzijde staat het staatwapen van de DDR en de tekst "ARCHITEKTURPREIS / DER / DEUTSCHEN / DEMOKRATISCHEN / REPUBLIK". Daaronder staat een lauriertwijgje.
De medaille is bevestigd aan een blauw rechthoekig lintje met 2 verticale gele banen aan het uiteinde. In het midden van het lintje is een metalen staatswapen aangebracht. Het losse draagteken is daar identiek aan.
In de "DDR Spezialkatalog Band I" van Bartel worden twee typen onderscheiden van de "Architekturpreis der Deutschen Demokratischen Republik":
(1976 - ), type a: non-ferrometalen zilverkleurig
( - 1989). type b: vernikkelde non-ferrometalen
Frank Bartel, DDR Spezialkatalog 1949-1990 Band I, Staatliche Auszeichnungen, Berlin, 2003, p. 35.
Günther Tautz, Orden und Medaillen. Staatliche Auszeichnungen der Deutschen Demokratischen Republik, Leipzig, 1983, p. 8.
Staatliche Auszeichnungen der DDR. (Herkunft: Zentralbibliothek der Gewerkschaften; Standort: Haus 901 / Raum 040). Die Kartei wurde 2017 konvertiert und anschließend makuliert. (www.bundesarchiv.de) p. 14.