I-121 Ehrenzeichen der Deutschen Volkspolizei / Medaille Ehrenzeichen der Deutschen Volkspolizei
voorzijde type d1 (inkeping achterzijde)
Achtergronden
Het "Ehrenzeichen der Deutschen Volkspolizei" (ereteken van de Duitse Volkspolitie) is ingesteld op 12 mei 1949 door de 'Deutsche Verwaltung des Inneren (DVdI) en voor het eerst uitgereikt op 1 juni 1949 - nog voor de oprichting van de Duitse Democratische Republiek.
Op 23 februari 1950 werden voor het eerst 18 Berlijnse agenten onderscheiden met de medaille door de chef van de Duitse Volkspolitie, Dr. Kurt Fisher. Aanleiding was de 32ste verjaardag van het Sovjetleger.
In 1959 werd de nieuwe naam: "Medaille Ehrenzeichen der Deutschen Volkspolizei". Het ereteken werd verleend voor:
onderscheidende prestaties, dapperheid en onbaatzuchtige inzet voor de bescherming van de DDR;
voor versterking en verdere uitbouw van de Duitse Volkspolitie, de brandweer en het gevangeniswezen.
De medaille kon worden verleend aan individuen en sinds 1956 ook aan collectieven. In de regel kon men maar eenmalig worden onderscheiden met het ereteken. Ook een postume onderscheiding was mogelijk. Zo werden de grenssoldaten Unteroffizier Peter Göring (1940-1962) en Unteroffizier Reinhold Huhn (1942-1962) - die dodelijk getroffen werden door kogels tijdens hun dienst - onderscheiden met de "Medaille Ehrenzeichen der Deutschen Volkspolizei". Ook de minister van Staatsveiligheid Erich Mielke werd onderscheiden met deze medaille - deze droeg nummer 314.
Van 9 t/m 12 juli 1952 werd de tweede partijconferentie van de SED gehouden. Onder de gedelegeerden bevonden zich Karl Maron, minister van Binnenlandse Zaken (rechts) en Waldemar Schmidt, president van de Volkspolitie Berlijn (links). Beide droegen de onderscheiding "Ehrenzeichen der Deutschen Volkspolizei" op de linkerborst.
Reproductie uit: Zeittafel zur geschichte der Volkspolizei Berlin 1945 - 1961, Präsidium der Volkspolizei Berlin, Geschichtskommission. Ag 106/1741/85.Medaille type d1 (zonder inkeping)
Bij een onderscheiding hoorde een oorkonde en een geldbedrag. De toekenning van de medaille geschiedde door de Chef van de Duitse Volkspolitie die tevens minister van Binnenlandse Zaken ("Minister des Innern") was. Ook de minister van Staatsveiligheid kon deze medaille toekennen. De onderscheiding werd op de linkerborst gedragen.
type a1
type a4
type b1
type c1
type c2
type d1 (met inkeping achterzijde)
type d1
type d2
type d3
Draagteken type b3. De vlag heeft nog geen staatswapen.
Draagteken type c3. De vlag met een staatswapen. Maat: 22 bij 15,8 mm.
Draagteken type c3. De vlag heeft inmiddels een staatswapen.
Draagteken type c3 met plastic beschermlaagje. Maat: 24,3 bij 13,7 mm
Draagteken dat uitgereikt bij medaille type d2.
Draagteken dat uitgereikt bij medaille type d3.
Papieren draagteken
draagteken uit grotere Interimsspange
Typen medailles
In de "DDR Spezialkatalog Band I" van Bartel worden vier hoofdtypen met daaronder weer subtypen onderscheiden van het "Ehrenzeichen der Deutschen Volkspolizei" en de "Medaille Ehrenzeichen der Deutschen Volkspolizei":
Type a
(1949 - ) type a1: tekst in de vlag, non-ferrometalen, 40,0 mm bij 35,2 mm, nummer achterzijde (0001 - ± 0698), speld aan achterzijde (7,5 mm breed)
type a2: tekst in de vlag, ijzer, 40,0 mm bij 35,2 mm. nummer achterzijde (± 0704 - ± 1429), speld aan achterzijde, nummer
type a3: tekst in de vlag, non-ferrometalen, 40,4 mm bij 35,8 mm, nummer achterzijde (± 2046 - ± 2468), speld aan achterzijde, gele veld geheel voorzien van reliëf
( - 1955) type a4: tekst in de vlag, non-ferrometalen, 40,4 mm bij 35,8 mm, nummer achterzijde (± 3127 - ± 4483), speld aan achterzijde, gele veld partieel voorzien van reliëf
Type b
(1955 - 1962): b1: geen tekst in de vlag, non-ferrometalen, 40,6 mm bij 35,9 mm, nummer achterzijde gefreesd (± 6450 - ± 6869), speld aan achterzijde (10 mm breed)
type b2: geen tekst in de vlag, non-ferrometalen, 40,6 mm bij 35,9 mm, nummer achterzijde ingeslagen (± 7085 - ± 7350), speld aan achterzijde (10 mm breed)
(1959 - 1962) type b3: interimspange die achteraf is toegekend voor type b2 en b3, de miniatuurmedaille die hierop is aangebracht is van ijzer, 15 mm bij 13,7 mm.
Type c
(1963 -) type c1: staatswapen in de vlag, non-ferrometalen, 41,8 mm bij 35,8 mm, zonder nummer, verticale speld
( - 1964) type c2: staatswapen in de vlag, non-ferrometalen, 41,8 mm bij 35,8 mm, zonder nummer, horizontale speld
(1963 -) type c3: Interimsspange, de miniatuurmedaille - met staatswapen - die hierop is aangebracht is van non-ferrometalen, 15 mm bij 14 mm
Type d
(1965 - 1970) type d1: aan vijfhoekig lintje, achterzijde glad of met verticale inkeping onderaan, non-ferrometalen
(1971 -) type d2: aan vijfhoekig lintje, achterzijde met reliëf of wafelpatroon, non-ferrometalen, boogvormig oog
type d3: aan vijfhoekig lintje, achterzijde met wafelpatroon, non-ferrometalen met een dun groot oog
type d4: ( - 1990) aan vijfhoekig lintje, achterzijde met wafelpatroon, non-ferrometalen met een oog dat onderdeel is van de medaille (niet later erop bevestigd)
achterzijde type a1
voorzijde type d2
achterzijde type a4
nummer 677, achterzijde type a1
nummer 1371, achterzijde type a2
nummer 2468, achterzijde type a3
nummer 3127, achterzijde type a4
nummer 6450, achterzijde type b1
medaille type c2 in originele doosje
Bronnen
Frank Bartel, Auszeichnungen der Deutschen Demokratischen Republik von der Anfängen bis zur Gegenwart, Berlin, 1979, p. 147.
Frank Bartel, DDR Spezialkatalog 1949-1990 Band 1, Staatliche Auszeichnungen, Berlin, 2003, p. 89.
Klaus H. Feder, Militärische Orden der Deutschen Demokratischen Republik, Berlin, 2011, p. 253.
Klaus H. Feder & Uta Feder, Auszeichnungen im Ministerium für Staatssicherheit der DDR, Rosenheim, 1996, p. 120 - 129.
Sven A.G. Kjelllström, DDR. For historical interest collectors Volume 1. Skara, 2011, p. 32.
Horst Liebig, Wo sie gefallen sind, stehen wir, Politische Verwaltung der Grenztruppen der DDR, 1983.
Ralph Pickard, Stasi Decorations and Memorabilia. A Collector's Guide. Lorton Virginia, 2007, p. 20 - 22.
Ralph Pickard, Stasi Decorations and Memorabilia. Volume II. Lorton Virginia, 2012, p. 268 - 269, 573 - 575.
Ralph Pickard, Stasi Decorations and Memorabilia, Volume III, Lorton Virginia, 2018, p. 837.
Dieter Schulze, Das große Buch der deutschen Volkspolizei: Geschichten - Aufgaben - Uniformen, Berlin, 2016, p. 40.
Jörn Steike, ‘Von den »Innern Truppen« zur Bereitschaftpolizei (1953-1990)’ in: Diedrich, Torsten e.a. (red.) Handbuch der bewaffneten Organe der DDR, Augsburg: Weltbild, 2007, p. 69 - 96.
Günther Tautz, Orden, Preise und Medaillen. Staatliche Auszichnungen der Deutschen Demokratischen Republik, Leipzig, 1980, p. 18.
Zeittafel zur geschichte der Volkspolizei Berlin 1945 - 1961, Präsidium der Volkspolizei Berlin, Geschichtskommission. Ag 106/1741/85.
"Volkspolizei-Inspektion Prenzlauer Berg" (een van de acht politieregio's die Berlijn kende) kreeg op 1 juli 1986 het ereteken toegekend.