De "Nationalpreis der Deutschen Demokratischen Republik" (de nationale prijs van de DDR) werd ingesteld op 31 maart 1949. Dit was nog voordat de DDR werd gesticht: 7 oktober 1949. Op dat moment heette wat later de DDR ging heten, nog de SBZ: Sowjet-bezettingszone (Sowjetische Besatzungszone) die van 1945 tot 1949 bestond. De prijs heette toen ook nog "Deutsche Nationalpreis".
Het was de hoogste prijs die kon worden toegekend. Opvallend was dat deze niet werd verleend aan politici; die elkaar te pas en te onpas decoreerden; maar aan wetenschappers, schrijvers en kunstenaars. Gedecoreerden mochten aan hun naam "Nationalpreisträger" of NPT toevoegen.
De prijs werd in 3 klassen toegekend en twee categorieën (wetenschap en techniek én kunst en literatuur) die overigens alle een gelijke medaille kenden. De medaille kon zowel aan individuen als aan collectieven worden uitgereikt. Op 25 augustus 1949 werden de eerste 98 namen van de te decoreren personen bekend gemaakt. In totaal is de prijs 1927 uitgereikt en kregen 5.524 mensen een medaille. 328 personen kregen de prijs twee of meerdere keren. In totaal werden 5.101 verschillende mensen onderscheiden.
De prijs voor techniek en wetenschap werd toegekend voor bijzondere prestaties van internationaal niveau en die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de socialistische maatschappij en de economische vooruitgang van de DDR. Ook voor internationale wetenschappelijke of technische samenwerking kon de prijs worden verleend.
De prijs voor kunst en literatuur werd uitgereikt aan kunstenaars die werken maakten die sterke verbondenheid tonen met de socialistische werkelijkheid en het leven van het volk; die vrede, democratie en socialisme bevorderen en imperialisme en reactionisme bestrijden; die socialistische overtuigingen en levenshoudingen en gevoel voor de schoonheid en de idealen van de arbeidersklasse bevorderen; en die een bijdrage leveren aan de internationale cultuur van het socialisme, de versterking van het patriottisme en internationalisme.
De medaille werd op de rechterborst gedragen.
Bij de prijs hoorde een medaille. een oorkonde en een geldbedrag. Laatstelijk ging het om de volgende bedragen:
Klasse 1 - 60.000 Mark (individuen) - 120.000 Mark (collectieven)
Klasse 2 - 40.000 Mark (individuen) - 80.000 Mark (collectieven)
Klasse 3 - 20.000 Mark (individuen) - 20.000 Mark (collectieven)
In de "DDR Spezialkatalog Band I" van Bartel worden acht typen onderscheiden van de "Nationalpreis der Deutschen Demokratischen Republik". Herfurth (2006, p.138) geeft aan hoeveel medailles er van een bepaald type zijn gemaakt. Dat is hier overgenomen.
(1949) type a: goud .750, 24,7 mm, portret Goethe naar links kijkend, bevestigd aan een stoffen lintje van 40 bij 24 mm, met jaartal op de achterzijde - 98 exemplaren (samen met type b);
type b: goud .750, 24,7 mm, portret Goethe naar links kijkend, bevestigd aan een zilveren (.900) met stof overtrokken lintje van 14 bij 21 mm, met jaartal op de achterzijde;
(1950) type c: goud .750, 26 mm, portret Goethe naar rechts kijkend, bevestigd aan een verguld zilveren (.835) met stof overtrokken lintje van 13 bij 25 mm, met jaartal op de achterzijde - 124 exemplaren;
(1951 - 1958 / 1960 - 1961) type d: goud .750, 26,2 mm, portret Goethe naar rechts kijkend, bevestigd aan een verguld zilveren (.900) met stof overtrokken lintje van 14 bij 25,5 mm, met jaartal op de achterzijde - 627 exemplaren;
(1959) type e: goud .750, 26 mm, portret Goethe naar rechts kijkend, bevestigd aan een verguld zilveren (.900) met stof overtrokken lintje van 14 bij 25,5 mm (goudmerk in de rand aangebracht), geen jaartal op de achterzijde - 141 exemplaren;
(1962 - 1967) type f: goud .750, 26 mm, portret Goethe naar rechts kijkend, bevestigd aan een verguld zilveren (.900) met stof overtrokken lintje van 14 bij 25,5 mm, geen jaartal op de achterzijde (goudmerk op achterzijde aangebracht; lintje heeft geen zilvermerk) - 551 exemplaren;
(1968 - 1972) type g: goud .750, 26,7 mm, portret Goethe naar rechts kijkend, bevestigd aan een verguld zilveren (.900) met stof overtrokken lintje van 14 bij 25,5 mm, geen jaartal op de achterzijde (goudmerk op achterzijde aangebracht) met los draagteken - 604 exemplaren;
(1973 - 1989) type h: goudkleurige non-ferrometalen, 26,9 mm, portret Goethe naar rechts kijkend, met los draagteken - 3363 exemplaren
Frank Bartel, Auszeichnungen der Deutschen Demokratischen Republik von der Anfängen bis zur Gegenwart, Berlin 1979, p. 110.
Frank Bartel, DDR Spezialkatalog 1949-1990 Band I, Staatliche Auszeichnungen, Berlin, 2003, p. 22 - 24.
Dietrich Herfurth, Der Nationalpreis der DDR. Zur geschichte einer Deutsche Auszeichnung.Berlin, 2006.
Günther Tautz, Orden und Medaillen. Staatliche Auszeichnungen der Deutschen Demokratischen Republik, Leipzig, 1983, p. 110 - 111.